Preek van 17 mei 2015

Preek van 17 mei 2015

Broeders en zusters, de 7e zondag van Pasen zit tussen Hemelvaart en Pinkstern. Het is de zondag tussen het definitieve afscheid en het wachten op de nieuwe start. Zo’n zondag die er tussenin hangt, tussen het afsluiten van een periode terwijl het leven nog niet begonnen is.

De evangelielezing klinkt iets mistroostigs. Een sfeer van leegte na een afscheid. 

Jezus weet, dat aan zijn aardse leven een einde zal komen. Zijn prediking en genezingen zijn voltooid. Jezus vraagt aan zijn hemelse Vader dat Hij de leerlingen trouw, eenheid en vreugde geeft. Van de leerlingen verwacht Jezus dat zij zijn werk voortzetten. Jezus zal er niet meer zijn en de leerlingen moeten alleen verder gaan als een jonge kerkgemeenschap zonder Hem. 
Uit ervaring weet Jezus dat de wereld hen heeft gehaat, omdat Jezus en de leerlingen niet van de wereld zijn. Zij zullen het mikpunt zijn van de haat van de wereld. Want de zondige wereld kan niet anders dan zich verzetten tegen de kracht van het Evangelie dat verklaart: de uiterlijke schijn van de wereld gaat voorbij. Het hart van de mensen moet daar zijn, waar de ware vreugde te vinden is. Het is een wereld, die toegewijd wordt aan de waarheid, waar niemand bedrogen wordt, waarin het kwaad en onheil niet heerst. 

Bewust of onbewust kunnen onheil en het kwaad veroorzaakt worden door onszelf. De ene mens kan de andere mens onrecht aandoen, beroven, verwonden, en de dood injagen. Als dat gebeurt, dan zijn de weldenkende mensen eigenlijk verontwaardigd. Waarom verraadde Judas Jezus voor geld? Hoe kwam hij tot die daad? Het lijkt me dat onheil en het kwaad gewoon in de natuur zit. Het zit ook in de mensen. Met onze verdwaasde vrijheid, doen we soms wat vreemde dingen. 

Jezus verkondigt een andere wereld die hier op aarde gevestigd moet worden, een wereld waarin zorg en aandacht voor de naaste gaat gelden. Waar eerlijk wordt gedeeld, daar is Gods wereld. Door zijn woorden en daden en door zijn manier van leven leert Jezus ons zo veel van het leven begrijpen. Hij leert ons doorzien wat het voornaamste wel is en wat bijzaak is; wat waarachtig is en wat leugenachtig is. Het hart van de mensen ligt waar de ware vreugde te vinden is. Tegen onheil en het kwaad kwam Jezus op en hopelijk wij ook. Zijn verbondenheid met God, die Hij zijn Vader noemt, is de bron van inspiratie en kracht. Zoals in het Onze Vader bidt Jezus bij zijn afscheid, dat zijn volgelingen ook tegen het kwaad op kunnen. Zij moeten de wereld niet ontvluchten, maar ze hebben wel bescherming nodig tegen het kwaad. 

Het gebed van Jezus gaat niet uitsluitend om bescherming. Willen de volgelingen van Jezus zijn naam werkelijk dragen, dan moet heel hun wezen doordrongen zijn van Gods heiligheid. D.w.z. mensen die geheeld zijn, geheiligd door het offer van het lichaam van Jezus Christus. Die heiliging - dat proces van Gods Helende kracht in ons leven - zal door de Heilige Geest worden voltrokken. Weliswaar door onze zwakheid, door ons vallen en struikelen heen; maar juist daar gaat iets groeien dat onverwoestbaar is. Dat is een overgave aan Gods liefde, die gestalte krijgt in een leven van toewijding aan de Heer. 

Ja, het gebed van Jezus mag nog altijd gebeden worden. Want tot de dag van vandaag dreigen nog altijd sommige christenen meer mens van de wereld te worden waarin competitie, aanzien, macht en succes de toverwoorden zijn. Daartegenover staat Gods woord dat ons uitdaagt mens te worden door anderen in Gods naam leven te schenken. Judas koos er voor mens van de wereld te worden, een mensenleven om te rekenen in geld. Zijn levenseinde doet ons vermoeden, dat hij het achteraf geen gelukkige keuze vond. Ook wij worden elke dag voor die keuze gesteld: Of Jezus volgen en mens voor de ander zijn, of enkel voor onszelf leven? Wij schipperen tussen die twee keuzes, de ene dag helt het over naar het een, en andere dag is weer anders. Een kind van de wereld rekent niet met en op God, het moet voor zijn eigen zekerheid zorgen. Sommigen menen die te vinden in geld, macht, succes en aanzien. Wie als kind van God leeft, gaat niet kapot aan wereldse zorgen maar weet zich altijd gedragen. Laten we ons daarom aansluiten bij het gebed van Jezus en bidden dat wij vanuit zo’n vertrouwen mogen leven. ‘Heilige Vader, bewaar in uw naam hen die Gij mij gegeven hebt, opdat zij één mogen zijn zoals wij. 

Eerste lezing: Hand. 1, 15-17. 20a. 20c-27; tweede lezing: 1Joh.4,11 - 16, evangelie: Johannes 17, 11b - 19 
De evangelietekst uit de Willibrordvertaling 1978: 
Heilige Vader, bewaar in uw Naam hen die Gij Mij gegeven hebt, opdat zij een mogen zijn zoals Wij. Toen Ik bij hen was, bewaarde Ik in uw Naam hen die Gij Mij hebt gegeven. Ik heb over hen gewaakt en niemand van hen is verloren gegaan, behalve de man des verderfs, want de Schrift moest vervuld worden. Maar nu kom Ik naar U toe en nog in de wereld zeg Ik dit, opdat zij mijn vreugde ten volle in zich zouden bezitten. Ik heb hen uw woord meegedeeld, maar de wereld heeft hen gehaat, omdat zij niet van de wereld zijn, zoals Ik niet van de wereld ben. Ik bid niet, dat Gij hen uit de wereld wegneemt, maar dat Gij hen bewaart voor het kwaad. Zij zijn niet van de wereld, zoals Ik niet van de wereld ben. Wijd hen U toe in de waarheid. Uw woord is waarheid. Zoals Gij Mij in de wereld gezonden hebt, zo zend Ik hen in de wereld, en omwille van hen wijd Ik Mij aan U, opdat ook zij in waarheid aan U toegewijd mogen zijn.