Preek van 17 juni 2018

Preek van 17 juni 2018

In de loop der jaren verandert elke mens. Nog steeds groeit ieder van ons. En nog steeds groeit ieder van ons. Toen we jong waren groeiden we in lengte. Dan kwam de tijd dat we in de breedte groeiden. En ondertussen blijven we maar verder groeien in wijsheid. Velen ook zijn er die groeien in diepte. En dat gaat ongemerkt, maar in het achterom zien, kunnen we het merken. Zo ook, en wellicht het sterkst merkbaar in de natuur. Het jaarlijks terugkerend proces van zaaien, ontkiemen, opschieten en oogsten kennen we, maar het proces zélf onttrekt zich aan onze waarneming. Hij of zij die het gras hoort of ziet groeien moet nog geboren worden. Jezus, zo blijkt uit het evangelie, heeft weet van dit proces. Hij spreekt en vertelt van wat Hij in Galilea ziet en meemaakt. En zijn voorbeelden spreken mensen aan. Gelijkenissen die spreken van waar het God om te doen is.

In de twee gelijkenissen die Marcus ons vandaag vertelt – van de boer die zaait en slaapt, én van het zaadje dat opschiet – proef je Jezus’ bewondering en liefde voor al wat er op het land gebeurt. Nu en dan heeft Hij er ongetwijfeld zelf bij stilgestaan. In stille bewondering voor de schepping, voor al wat geschapen is. Het blijft een zegen voor de mens wanneer hij geregeld de nodige tijd vrijmaakt voor een wandeling de natuur in. Geen wandeling uit nieuwsgierigheid, geen hollen maar gewoon wandelen. Kuieren met de oren en ogen open voor het kleine en onzienlijke. E ook al gaat er een en ander door je hoofd, het blijft op de achtergrond. Dat is een heel andere ervaring dan wanneer je bijvoorbeeld voor een etalage blijft staan. Je bent nieuwsgierig naar de prijs en of dit of dat wel nuttig en praktisch is. Je kijkt dan met de ogen van de gedreven mens, en denkt in categorieën van hebben en doen. De natuur echter leent er zich toe de diepere mens aan te spreken. De mens die het leven voelt, die de dingen bewondert zoals ze zijn. Die er plezier in vindt en er dankbaar voor is.

Uiteraard kent de natuur ook minder idyllische kenmerken. En de boer zaaier in Jezus tijd moest uiteraard ook andere middelen inzetten om na het zaaien met plezier te kunnen oogsten. Uit de parabel van de zaaier blijkt dat Jezus een vrij realistisch beeld had over het harde boerenleven. Maar ook dan blijft de natuur de mens fascineren. Een geheim dat verborgen ligt in de natuur. Want water betekent meer dan H2O, meer dan een medium waarin we kunnen zwemmen of verdrinken. En de lucht is meer dan een mengsel van zuurstof, koolzuur en andere gassen. Meer dan het noodzakelijke gegeven om op adem te komen, om te overleven. Dat is er allemaal, maar is er meer. Diep onder die eerste en zichtbare en verklaarbare wereld schuilt er die tweede en onzichtbare wereld. Een wereld die enkel te benoemen is met beelden of vergelijkingen. Een wereld waarin dichters en andere kunstenaars zich beter dan wie ook thuis voelen. En nog dieper dan onze diepste dromen zoekt een gelovige om er God te vinden. Zo ook toont Jezus in de groei van de graankorrel en van het mosterdzaadje sporen van Gods aanwezigheid. Van Gods “heerschappij” die onze wereld samenhoudt en uiteindelijk zal redden. Die heerschappij, dat Rijk is net als dat kleine zaadje in de grond. Verborgen voor onze zintuigen groeit het toch gestaag en is het werkzaam. Het wezenlijke waar het de wereld en elke mens om gaat ontstaat in het verborgene.

Maar tegelijk verraadt deze onzichtbare groei iets van onze onrust. Sceptisch als we zijn denken we wel eens: “Komt er nog iets van dat Rijk? Haalt het wel iets uit wat wij ervoor doen en laten?” Wanneer wij in onze eigen, persoonlijke achteruitkijkspiegel kijken en in die van de wereld, dan zien we een stille, langzame groeikracht die niet te stuiten is. Een kracht die sterker is dan alle menselijke inspanningen. Een groeikracht … terwijl de boer slaapt. Een nuchtere mens die denkt in categorieën van praktisch nut of die alles puur wetenschappelijk bekijkt in termen van kwantiteiten, zo’n mens zal die groeikracht niet merken want het lijkt eerder een armzalig gedoe. Voor de gelovige mens echter gaan de ogen open, want hij bekijkt niet maar ‘ziet’ toekomst, perspectief En die mens vertrouwt er ondanks alles op dat God groeikracht geeft. En precies om dat vertrouwen gaat het bij Jezus. Om vertrouwen en geduld. Geloven is zien dat wat God begint, Hij dit ook tot voltooiing zal brengen. Aan een grassprietje moet je niet duwen of trekken, Daarmee zal het niet sneller groeien. Integendeel, je maakt het kapot, je vernietigt het. We moeten evenwel een plantje verzorgen, zelfs koesteren. Sommigen praten er zelfs tegen, in de hoop dat … . Maar het groeien zelf zullen we nooit kunnen afdwingen. 

Ik moet daarbij denken aan een mooie en wellicht bekende anekdote van wijlen paus Johannes XXIII. De eerste nacht nadat hij tot paus was gekozen Kon hij de slaap niet vatten. Heel begrijpelijk. Alle problemen waarmee de wereld en de kerk worstelden kwamen op hem af. Hij piekerde en maakte zich zorgen. Vroeg in die slapeloze nacht stond hij noodgedwongen op En zette hij zich aan het werk om al die problemen Eerst eens op een rijtje te plaatsen. Helemaal uitgeput van dit harde denkwerk waaraan geen einde kwam, En wel integendeel, ging hij de volgende avond slapen. En opnieuw lukte het hem niet de slaap te vatten, Want hij was nog onrustiger geworden dan de eerste avond. Toen bedacht hij zich ineens en zei fluisterend: “God, Vader van ons allen. Het is uw wereld en uw Kerk. Niet de mijne. Ik ga nu slapen want ik heb er hard voor gewerkt. Nu leg ik die wereld en die Kerk vol vertrouwen in uw hand. Morgen doe ik verder. ”

1e lezing: Ezechiël 17,22-24; 2e lezing: 2 Kor. 5,6-10; evangelie: Marcus 4,26-34
De evangelietekst uit de Willibrordvertaling 1978:
En verder: ‘Het gaat met het Rijk Gods als met een man die zijn land bezaait; hij slaapt en staat op, ‘s nachts en overdag, en onderwijl kiemt het zaad en schiet op, maar hij weet niet hoe. Uit eigen kracht brengt de aarde vruchten voort, eerst de groene halm, dan de aar, dan het volgroeide graan in de aar. Zodra de vrucht het toelaat, slaat hij er de sikkel in, want het is tijd voor de oogst.’ En verder: ‘Welke vergelijking kunnen we vinden voor het Rijk Gods en in welke gelijkenis zullen we het voorstellen? Het lijkt op een mosterdzaadje. Wanneer dat gezaaid wordt in de grond, is het wel het allerkleinste zaadje op aarde; maar eenmaal gezaaid, schiet het op en wordt groter dan alle tuingewassen, en het krijgt grote takken, zodat de vogels in zijn schaduw kunnen nestelen.’ In vele dergelijke gelijkenissen verkondigde Hij hun zijn leer op de wijze die zij konden verstaan. Anders dan in gelijkenissen sprak Hij niet tot hen, maar eenmaal met zijn leerlingen alleen, gaf Hij van alles uitleg.