Preek van 16 augustus 2020

Preek van 16 augustus 2020

Het lijkt, zusters en broeders, alsof het evangelie van vandaag een kant van Jezus laat zien die niet past bij het beeld dat wij gewoonlijk van Hem vormen. Wij stellen Hem voor als hartelijk en meelevend, begaan met iedereen zonder onderscheid, gevoelig voor alle menselijke nood (Mt. 9, 36;14,14). Vandaag zien wij een andere Jezus. Tenminste op het eerste gezicht. De Kananese vrouw roept de Heer om hulp: ”heb medelijden met mij, Heer, zoon van David”. Eerst wordt ze geen antwoord waardig gekeurd. En als ze aanhoudt en haar moederhart laat spreken moet ze horen dat de honden niet ontvangen wat de kinderen toekomt. Pas als zij koppig volhoudt en zich niet uit het veld laat slaan, breekt het ijs en herkennen wij Jezus in zijn volmondige beaming van haar grote geloof.

Wat bewoog de Heer voor deze kille en koele benadering? Had Hij zijn dag niet? Was Hij vermoeid? Het zou te begrijpen zijn want elders in het evangelie lezen we dat Jezus en zijn leerlingen zelfs geen tijd hadden om te eten (Mc.3,20;6,31). Toch is dat niet de reden waarom dit verhaal ons is overgeleverd. Het gaat niet om een korte inzinking van de Heer.

Het gaat om de ervaring die ieder die zich, biddend tot God wendt, vroeg of laat opdoet, de ervaring van het niet-of nog-niet verhoorde gebed. “Hij gaf haar in het geheel geen antwoord”. God kan zo verschrikkelijk en ongenadig zwijgen. Zelfs in de psalmen. Bijvoorbeeld psalm 10: “Waarom blijft Gij, Heer, zo onbereikbaar ver”. Of psalm 22, de psalm die Jezus zelf bidt op het kruis: “Mijn God, ik roep overdag en Gij zwijgt. Ik roep ’s nachts en Gij laat mij maar roepen”. (vgl. Jes. 49,14). God bedient ons blijkbaar niet op onze wenken. Dat kan een heel ontnuchterende ervaring zijn. Alsof het Hem onberoerd laat dat wij te lijden hebben of zware lasten te dragen krijgen in het leven. Het kan ons ertoe brengen ons af te vragen of wij bij God wel een het juiste adres zijn. En al te vlug gaan wij ons heil dan maar elders zoeken, in vlugge, aantrekkelijke en voor de-hand-liggende oplossingen.

Zo niet de vrouw uit het evangelie. Zij houdt aan. En als Jezus bij haar tweede poging “Heer, help mij” ten antwoord geeft: “Anderen wel, maar jij niet, want het brood is toch ook niet voor de honden” dan vangt zij dat scherpe verwijt uiterst handig op: “Wel waar, Heer, de honden eten toch ook de kruimels die van de tafel van de kinderen vallen”. Daar kan de Heer niet tegenop: “Vrouw, groot is uw geloof, u geschiede naar uw geloof”. Wat doen wíj met dit verhaal? Het zegt op de eerste plaats iets over het geloof van die vrouw. Maar het gaat óók over óns en over de wijze waarop het in het gebed toegaat. Het kan ons over het dode punt van de twijfel heen helpen om toch maar met onze zorgen en problemen naar God toe te gaan. Zoals deze ‘ongelooflijk gelovige vrouw’. Wie volhardt in het gebed vergaat het zoals deze vrouw. Soms lijkt het dat de Heer in een ijzige stilte niets terugzegt, soms moeten wij het stellen met weerbarstige woorden. En dan plots en onverwacht wordt het licht en verdwijnen de zorgen als sneeuw voor de zon. De aanhouder wint! Ook bij God. Zeker, meestal verandert ons bidden onze levensomstandigheden niet. Zwaar blijft zwaar, moeizaam blijft moeizaam. Maar door het aankloppen bij Hem verandert er iets.

Eerst verandert iets in God zelf. Misschien tot onze verbazing. De God van de Bijbel is niet de ‘onbewogen beweger’ van Aristoteles (384-322). De God van de Bijbel luistert naar zijn mensen. Hij is gevoelig voor hun wensen. Kijk maar naar Abraham. Na een lang en zelfs opdringerig gebed krijgt God spijt van zijn plan om Sodom te verdelgen (Gen.18,32). Kijk naar Jona. God ziet dat de inwoners van Nineve zich bekeren op de prediking van Jona. En dan zegt God: “Zou Ik niet begaan zijn met de inwoners van Nineve, de grote stad waar zoveel mensen wonen…”(Jona 3,10). God verandert van gedacht als Hij ziet dat mensen lijden. Het gebed van Abraham, van Jona, wordt verhoord, “want God is een God van medelijden en erbarming. Hij ziet de ellende van zijn volk, hoort hun jammerklachten..”(Ex.3,7). Neen. Onze God is geen onbewogen beweger. Dat laat Jezus ons vandaag zien. Hij laat zijn hart spreken. God verandert. Maar ook de bidder verandert door zijn geduldig en volhardend, vrijpostig aandringen. In de biddende mens verschuift de kijk op de dingen en de omstandigheden. Langzaam gaat de wil van de bidder samenvallen met de wil van God. En vooral, zijn vertrouwen groeit om te ontvangen wat gevraagd wordt.

Broeders en zusters, de Kanaäneese vrouw wist van geen ophouden, en werd verhoord. Abraham bad tot God zwichtte en Sodom redde. Hun gebed was geen vrome en wereldvreemde stijlfiguur. Met al onze grote en kleine zorgen zijn wij dus bij God aan het goede adres. In het gezelschap van Abraham en de vrouw uit het evangelie mogen wij dus vrijmoedig en met volharding bidden om een einde aan de crisis waaronder onze wereld zucht. Hij luistert naar ons roepen en laat zijn hart spreken. Hij is geen onbewogen, maar een zeer bewogen beweger. Amen.

1e lezing:  Jesaja 56, 1. 6-7; 2e lezing: Romeinen 11, 13-15. 29-32; evangelie: Matteüs 15, 21-28
Evangelietekst uit de Willibrordvertaling 1978:
In die tijd trok Jezus zich terug naar de streek van Tyrus en Sidon. Op een gegeven ogenblik trad een Kananese vrouw afkomstig uit dat gebied naar voren, luid roepend: ‘Heb medelijden met mij, Heer, Zoon van David! Mijn dochter is van een duivel bezeten en wordt verschrikkelijk gekweld.’ Maar Hij gaf haar in het geheel geen antwoord. Toen wendden zijn leerlingen zich tot Hem met het verzoek: ‘Stuur die vrouw toch weg, want ze blijft ons achterna roepen.’ Hij antwoordde: ‘Ik ben alleen maar tot de verloren schapen van het huis van Israël gezonden.’ Maar de vrouw kwam naderbij, wierp zich voor zijn voeten neer en zei: ‘Heer, help mij!’ Hij gaf haar ten antwoord: ‘Het is niet goed het brood dat voor de kinderen bestemd is aan de honden te geven.’ ‘Wel waar, Heer’, sprak zij, ‘want de honden eten immers toch ook de kruimels die van de tafel van hun meesters vallen.’ Daarop zei Jezus haar: ‘Vrouw, ge hebt een groot geloof! Uw verlangen wordt ingewilligd.’ En van dat ogenblik was haar dochter genezen.