Preek van 13 december 2015

Preek van 13 december 2015

De ‘politiek van het nee’ slaat aan in Europa. Het gedachtegoed van het rechtse populisme in Europa heeft flink de wind mee. Vooral de vluchtelingencrisis komt als geroepen voor partijen als de Zweedse Democraten, het Franse Front National, en de Nederlandse PVV.

Het is de ‘politiek van het nee’ die floreert. Nee tegen de Europese Unie en de euro. Nee tegen de multiculturele samenleving en de immigratie. Nee tegen alles wat het eigen bestaan tekort zou doen of in gevaar zou kunnen brengen. Door het opzetten van onder meer nationale muren, grenscontroles en protectionisme, willen zij een Europa creëren dat de buitenwereld en de ander, enkel als een bedreiging ziet. 
“Hij heeft uw vijand verjaagd”, hoorden wij zojuist in de eerste lezing. “De Heer, de Koning van Israël, blijft bij u: nu hoeft gij geen onheil meer te vrezen!” 
In de eerste lezing, genomen uit de profeet Sefanja, hoorden we dat Jeruzalem zich mag verheugen, want God is in haar midden als een reddende held. Maar de bewoners van Jeruzalem, aldus de profeet in de verzen die aan de lezing vooraf gaan, moeten hierbij wel beseffen dat de vreugde niet onvoorwaardelijk is. Want eerst moet de stad en haar bewoners terugkeren van hun heilloze wegen, en zich bekeren van al hun ongerechtigheden. De ongerechtigheden, die door Sefanja zijn aangeklaagd. Zo heeft hij de zelfvoldane rijken ontmaskert, alsook de schraperige kooplui, de onverzadigbare rechters en leiders, de valse en bedrieglijke profeten, en de priesters die de wet hebben verkracht. 
Pas wanneer zij van hun heilloze wegen zijn teruggekeerd, zich bekeerd hebben van al deze ongerechtigheden dan, zo vervolgt Sefanja, “verheug u en wees blij, Jeruzalem, met heel uw hart! Het vonnis dat op u drukte, werd door de Heer vernietigd. Hij heeft uw vijand verjaagd.” God zelf zal dan in Jeruzalem aanwezig zijn, aanwezig als koning en reddende held. Nu behoeven zij geen onheil meer te vrezen. 
En wij, “wat moeten wij doen?”, vragen de mensen aan Johannes. Hij geeft hun ten antwoord: “Wie dubbele kleding heeft, laat hij delen met wie niets heeft, en wie voedsel heeft, laat hij hetzelfde doen.” 
Wat moeten wij doen? Drie keer komt deze vraag terug. Telkens weer van een andere groep. Telkens ook met een ander antwoord. De mensen, tollenaars, en soldaten willen van Johannes weten hoe zij de persoonlijke ommekeer in hun dagelijkse leven moeten uiten. Hoe de vruchten van bekering er uit zien. Hoe deze concreet en zichtbaar gemaakt kunnen worden in het leven van elke dag. 
Tot de menigte zegt Johannes dat zij extra kleding moeten delen met hen die niets hebben. Tot de soldaten dat zij van niemand geld af mogen persen, maar tevreden moeten zijn met hun soldij. En tot de tollenaars dat zij niet meer mogen vorderen dan is voorgeschreven. 
In feite vraagt hij zijn toehoorders, om zich volgens een bepaalde code te gedragen, en wel: zich omkeren van hun heillozen wegen, zich bekeren van hun ongerechtigheden, en het doen van barmhartigheid en gerechtigheid. De doop mag dan hierbij gezien worden als een uiterlijke bevestiging van deze innerlijke ommekeer. Een bevestiging van de fundamentele, radicale verandering in ieders denken en doen. 

En wij, wat moeten wij dan doen? Doen in een tijd waarin Europa van de ene crisis naar de andere holt? In een tijd waarin de verworvenheden van de welvaartsstaat door bezuinigingen op de tocht staan, en die niemand wil verliezen? Door tegen alles maar ‘nee’ te zeggen? Door om Fort Europa muren, hekken en prikkeldraad te plaatsen om zo vluchtelingen en andere vreemdelingen te weren? Door grenscontroles, of protectionisme? Of, misschien wel door iets geheel anders? 
In de lezingen van vandaag is ook een spanning te bespeuren tussen de harde radicaliteit van Johannes de Doper, en de zachtaardigheid van Sefanja. Na de jubel van Jeruzalem en de liefde van God voor deze stad, weerklinkt de dringende vermaning van Johannes. Hij roept ieder op tot bekering, en kondigt de komst van een sterkere aan, die zijn dorsvloer grondig gaat reinigen en het kaf zal verbranden in onblusbaar vuur. 

Niet alleen Johannes de Doper, maar ook Sefanja is zijn profetie begonnen met een oproep tot bekering: “kom tot uzelf, losgeslagen volk”, aldus Sefanja, “voordat u wordt weggeworpen als kaf dat op één dag verstuift … Zoek de Ene, zoek de gerechtigheid.” 
En wij, wat moeten wij dan doen? Wat kunnen wij doen? Niets? Afschuiven op een ander? Of, nemen we misschien wel zèlf het heft in eigen hand? Door zèlf, binnen het leven van elke dag, met vallen en opstaan, mee te bouwen aan een leefbare, barmhartige, en rechtvaardige samenleving? Aan een samenleving van het ja, in plaats van één van het nee? 
De profeet Sefanja zei het in deze al: pas als men innerlijk zijn hart omkeert en zijn leven vernieuwt, dan heeft Hij uw vijand verjaagd. “De Heer, de Koning van Israël, blijft bij u: nu hoeft gij geen onheil meer te vrezen!” En wij? Wat doen wij? 
Amen. 

Eerste lezing: Sefanja 3,14-18a; tweede lezing: Filip.4,4-7; evangelie: Lucas 3,10-18. 
De evangelietekst uit de Willibrordvertaling 1978: 
De mensen stelden hem nu de vraag: ‘Wat moeten wij dan doen?’ Hij gaf hun ten antwoord: ‘Wie dubbele kleding heeft, laat hij delen met wie niets heeft en wie voedsel heeft, laat hij hetzelfde doen.’ Er kwamen ook tollenaars om gedoopt te worden en ze vroegen hem: ‘Meester, wat moeten wij doen?’ Hij zei hun: ‘Niet meer vragen dan voor u is vastgesteld.’ Ook soldaten ondervroegen hem: ‘En wij, wat moeten wij doen?’ Hij antwoordde: ‘Niemand uitplunderen, niemand iets afpersen, maar tevreden zijn met uw soldij.’ Omdat het volk vol verwachting was en iedereen zich aangaande Johannes de vraag stelde, of hij niet de Messias zou zijn, gaf Johannes aan allen het antwoord: ‘Ik doop u met water, maar er komt iemand die sterker is dan ik; ik ben niet waardig de riem van zijn sandalen los te maken. Hij zal u dopen met de heilige Geest en met vuur. De wan heeft Hij in zijn hand om zijn dorsvloer grondig te zuiveren en zijn tarwe te verzamelen in de schuur, maar het kaf zal Hij verbranden in onblusbaar vuur.’ Zo en met nog vele andere vermaningen verkondigde hij aan het volk de Blijde Boodschap.