Preek van 13 april 2017

Preek van 13 april 2017

Broeders en zusters, veertig dagen geleden begonnen wij aan de veertig daagse tocht door de woestijn. Stilte was het woord dat ons dit jaar vergezelde. De stilte na die harde woorden, vol realiteitszin: ‘Bedenk, o mens, dat je stof bent en tot stof zult wederkeren’. Stilte laat ons inzien hoe relatief alles zijn kan.
Vanavond is er opnieuw stilte. Het is de stilte van de vriendschap. Jezus nodigt ons uit aan zijn avondmaal niet meer als dienaren maar als vrienden. Een blik, een woord, een gebaar dat alles is genoeg tussen vrienden.  ‘De taal die God het best verstaat is de stille taal van de liefde’. (St. Jan van het Kruis- De stilte van de vriendschap).

Het stille gebaar van deze avond is tweeledig: het door de knieën gaan èn het breken van het brood. Een stil gebaar en toch kraakt het hele lichaam en wordt het gebroken voor ons. Wat leren de voetwassing en het breken van het brood ons over de stilte?
Stilte is niet vanzelfsprekend, net zo min als de voetwassing en het breken van het brood. In de reactie van Petrus bij de voetwassing horen we al het lawaai dat in ons naar boven komt zodra wij de stilte binnen treden. Het zijn de klanken van het eindeloze geredeneer. ‘Dit kan niet! Onmogelijk! Nooit in der eeuwigheid!’ Dit inwendige lawaai moet je stop zetten zoals Jezus doet: ‘laat het zo zijn, want anders kun je geen leerling van mij zijn’. Als je het inwendige lawaai niet stopt dan ben je geen leerling, geen vriend van de stilte maar slaaf van het lawaai. De stilte toelaten is als het water dat je voeten wast. Het zuivert, geeft verfrissing en ook weer nieuwe kracht op je levenspad. Toch gaat het in dit stille gebaar van de voetwassing om nog iets veel belangrijker: liefde. Stilte voedt de liefde zoals de voetwassing dat doet. De stille blik van Jezus kijkend naar Petrus of naar die andere leerlingen van wie hij de voeten wast. De stilte waarin zoveel gezegd wordt dat niet gezegd kan worden. Een vergevende stilte maar vooral een liefdevolle stilte die pas ontstaat wanneer ik mijn knieën voor de ander weet te buigen.

Stilte is niet vanzelfsprekend, net zo min als het breken van het brood. In het brood klinkt nog het geweld van het malen van de vele graankorrels door maar ook het werk van mensenhanden, kneden en bakken. Het brood herinnert ons aan het zweet van ons aanschijn waarin we moeten zwoegen. In stilte wordt dit brood opgenomen, gebroken, gezegend en uitgedeeld. Lawaai door stilte omgeven. Het brood als het beeld van Jezus en ons leven – Dit is mijn lichaam. Een leven dat omgeven is door stilte. Een stilte voor en na ons aardse leven. Het is geen lege stilte want er klinkt voortdurend dat gebaar van liefde tot het uiterste toe. Het is het lawaai van beminnen en bemind worden. Midden in de dood zijn we in het leven.

Met deze twee stille gebaren die ons vanavond spreken van een oneindige liefde gaan we de stille nacht in, naar de stille tuin van Gethsemane. Kunnen wij in die stilte blijven? Houden wij het uit? Slaan wij op de vlucht? Verraden wij de Stilte door van vrienden weer slaven te worden? We kunnen het maar volhouden wanneer we in de stilte voortdurend die twee stille gebaren van een uiterste liefde laten klinken. Onze monnikenvaders spreken in dit verband van de memoria Dei, de herinnering aan Gods grote daden. Een voortdurende herinnering in de stilte van ons hart. Met die grote daden van God op de lippen trok ook Jezus de stilte in van deze avond.

Gods daden van uiterste liefde vasthouden in de stilte van ons hart. Een moeilijke opgave. Stilte vraagt om oefening zoals ook de twee gebaren van deze avond en die oefening vergeten we maar al te gauw. Oefening baart kunst. Elkaar de voeten wassen – opdat gij zou doen zoals Ik u gedaan heb. Het breken van het brood – Doet dit tot mijn gedachtenis. Stilte vraagt om oefening, telkens weer totdat Hij wederkomt. De stilte geeft zolang stem aan de vriendschap tussen Jezus en ons. Stilte. Beminnen en bemind worden. Laten we oefenen in de voetwassing en in de eucharistie totdat Hij komen zal.

1e lezing: Exodus 12,1-8.11-14; 2e lezing: 1Kor. 11,23-26; evangelie: Johannes 13,1-15
De evangelietekst uit de Willibrordvertaling 1978:
Het paasfeest was op handen. Jezus, die wist dat zijn uur gekomen was om uit deze wereld over te gaan naar de Vader en die de zijnen in de wereld bemind had, gaf hun een bewijs van zijn liefde tot het uiterste toe. Het avondmaal was begonnen. De duivel had reeds aan Judas Iskariot, de zoon van Simon, het plan ingegeven om Hem over te leveren. In het bewustzijn dat de Vader Hem alles in handen had gegeven en dat Hij van God was uitgegaan en naar God terugkeerde, stond hij van tafel op, legde zijn bovenkleren af, nam een linnen doek en omgordde zich daarmee. Daarop goot Hij water in het wasbekken en begon de voeten van de leerlingen te wassen en ze met de doek waarmee Hij omgord was af te drogen. Zo kwam Hij bij Simon Petrus, die echter tot Hem zei: ‘Heer wilt Gij mij de voeten wassen?’ Jezus gaf hem ten antwoord: ‘Wat Ik doe begrijpt ge nu nog niet, maar later zult gij het inzien.’ Toen zei Petrus tot Hem: ‘Nooit in der eeuwigheid zult Gij mij de voeten wassen!’ Jezus antwoordde hem: ‘Als gij u niet door Mij laat wassen, kunt gij mijn deelgenoot niet zijn.’ Daarop zei Simon Petrus tot Hem: ‘Heer, dan niet alleen mijn voeten, maar ook mijn handen en hoofd.’ Maar Jezus antwoordde: ‘Wie een bad heeft genomen, behoeft zich niet meer te wassen (tenzij de voeten), hij is immers helemaal rein. Ook gij zijt rein, ofschoon niet allen.’ Hij wist immers wie Hem zou overleveren. Daarom zei Hij: ‘Niet allen zijt gij rein.’ Toen Hij dan hun voeten had gewassen, zijn bovenkleren had aangetrokken en weer aan tafel was gegaan, sprak Hij tot hen: ‘Begrijpt gij wat Ik u gedaan heb? Gij spreekt Mij aan als Leraar en Heer, en dat doet gij terecht, want dat ben Ik. Maar als Ik, de Heer en Leraar, uw voeten heb gewassen, dan behoort ook gij elkaar de voeten te wassen. Ik heb u een voorbeeld gegeven, opdat gij zoudt doen zoals Ik u gedaan heb.