Preek van 12 juli 2020

Preek van 12 juli 2020

Broeders en zusters, vorige zondag hoorden wij Jezus uitbundig de Vader prijzen omdat Hij de geheimen van het Koninkrijk niet aan wijzen en verstandigen maar aan kleinen en eenvoudigen openbaart. Vandaag spreekt Hij in raadselachtige taal - in gelijkenissen - over die geheimen van het Koninkrijk.

Waarom doet Hij dat? Waarom spreekt Jezus in gelijkenissen? In het 12e hoofdstuk dat onmiddellijk aan de parabel van vandaag voorafgaat heeft Jezus de eerste tegenwerking ondervonden. Niet al wat Hij doet wordt aanvaard en niet al wat Hij zegt wordt door de mensen verstaan. Schriftgeleerden halen hun schouders op en verzetten zich. Zijn eigen familie begrijpt Hem niet meer (Mc.3,21). Ongetwijfeld heeft Jezus in lange nachtelijke uren van gebed daarmee geworsteld.

Hij gooit het daarom over een andere boeg. Hij begint als het ware van voor af aan. Hij begint te spreken in parabels. Niet zozeer om God te bewijzen of de mensen verwijten te maken.. Wat Hij eigenlijk wil doen, is, met voor-mensen-verstaanbare beelden laten aanvoelen wie God is, en hoe Hij door alles heen tot de mensen spreekt. Hij wil de mensen oproepen om hun hart te openen, te luisteren. Om te luisteren naar Hem en naar God die door Hem spreekt. Daarom “spreekt Hij nu tot hen over vele dingen in gelijkenissen”.

Op het eerste gezicht lijken deze woorden alleen maar een inleiding te zijn. En toch blijkt deze zin de sleutel te zijn om de betekenis van Jezus en van het hele evangelie te ontsluiten en om ons tot verwondering te brengen over het feit dat God spreekt. Want wat Jezus wil zeggen en waar Hij ons van wil overtuigen tegen alle ontmoediging en ongeloof in, is: “God spreekt”. Van achter de dikwijls gesloten horizon komt het licht van Gods Woord tot ons. Het begon al met de Schepping: met het Woord van God is alles begonnen. “In het begin was het Woord” (Joh.1,1). De aarde was woest en leeg, duisternis lag over de diepten’(Gen.1,2). En als God spreekt wordt wanorde orde, wordt duisternis licht, wordt chaos harmonie. Als God spreekt gaat de hemel open en wordt leven mogelijk. Wij zingen het in psalm 119: “Als Gods Woord opengaat, wordt het licht”.

Daar kunnen wij ons wel iets bij voorstellen: het is ieder van ons wel eens overkomen dat een woord van bemoediging of troost plots een hopeloze situatie openbreekt, dat een woord van een liefdevol mens uitkomst en toekomst geeft.

Met twee beelden uit de natuur spreken de lezingen van deze zondag over het Woord van God, over Gods spreken en over zijn werkzaamheid in ons leven, in onze wereld. “Het Woord van God is als de regen die de aarde drenkt …”. Nu het klimaat verandert en wij hete zomers kennen verstaan wij goed wat dat betekent. Als het zo heet is dat, naar het spreekwoord, de mussen van het dak vallen en planten en dieren en mensen snakken naar regen, en wij krijgen dan een malse regenbui, dan veert alles weer op. “… zo gaat het ook met het Woord van God”. Alles krijgt weer zin, zin in het leven. We zingen het altijd weer in psalm 19: “Het Woord van God behoedt de ziel voor verdwalen, het schenkt onwetenden wijsheid, het is een verheugenis des harten, het schept verheldering van ogen, het is kostbaarder dan goud, zoeter dan honing …”(8-11).

“Het Woord van God is als zaad dat gezaaid wordt in de aarde …”. In het evangelie van vandaag zien wij de zaaier voor ons: wijdbeens over het geploegde akkerland schrijdend met kwistige hand en regelmatige armbeweging het zaad uitstrooiend. Zo mateloos dat het kostbare, goede zaad ook op de weg, ook op de rots, ook onder de doornen terechtkomt. Zo kwistig spreekt God zijn Woord., zonder voorzichtige zuinigheid. Hij zaait overvloedig, zomaar, over de akker van de wereld, over de akker van ons leven, over de akker van onze geest en van ons hart.

Wij kunnen het Woord Gods daarom overal vinden. Op de schijnbaar onvruchtbare bodem waar het geen kans heeft op te schieten, zelfs op de rotsgrond van een opstandig hart, zelfs tussen drukke en opslorpende bezigheden, zelfs in de onrust en de jachtigheid van onze wereld. We kunnen het overal zomaar vinden. Want het is in de dingen en hun groei verborgen, het is in de mens en zijn geschiedenis werkzaam. In het mooie en het goede, ook in het pijnlijke en onverwachte, in dood en leven, in elke bloem langs de weg, in elk kind dat ons toelacht. God weet dat er overal, in elk mensenhart, een plekje goede, vruchtbare grond te vinden is. Daarom gaat Hij onvermoeid voort met zaaien.

“Gods Woord is als vruchtbare regen, als het zaad”. Maar, zusters en broeders, als Gods spreekt in de Schrift, als zijn Woord overal en in alles te horen is dan rest de vraag of én hoe wij ons hart openen voor en luisteren naar wat God ons te zeggen heeft. Zijn wij de grond die de weldadige regen opvangt? Of hebben wij de binnenplaats van onze ziel vol gelegd met harde ondoordringbare betonplaten zodat de regen van Gods Woord onverrichterzake wegspoelt in het riool? Zijn wij de grond die het zaad van Gods Woord met graagte opvangt? Of is ons hart zo druk met van alles bezig dat het zaad verwaait in de wind? Aan ons is het te leren luisteren naar de stem die spreekt in de stilte van al het geschapene. Want “als de ziele luistert, heeft een al een taal dat leeft”(G. Gezelle).

Jezus zegt het vandaag ook tot ieder van ons persoonlijk, maar tot ons als Kerk en als gemeenschap: “Weest stil en luistert goed! Want God spreekt. Wie oren heeft, hij luistere”. Amen.

 

1e lezing: Jesaja 55, 10-11; 2e lezing: Romeinen 8, 18-23;  evangelie: Mattheüs 13, 1-23.
Evangelietekst uit de Willibrordvertaling 1978:
Op zekere dag verliet Jezus zijn huis verlaten en ging aan de oever van het meer zitten. Toen verzamelde zich bij Hem een menigte zo talrijk, dat Hij in een boot moest stappen om daar plaats te nemen, terwijl de hele menigte langs het strand bleef staan. Hij sprak tot hen over vele dingen in gelijkenissen.’ Eens, zo begon Hij, ging een zaaier uit om te zaaien. Bij het zaaien viel een gedeelte op de weg en de vogels kwamen het opeten. Een ander gedeelte viel op de rotsachtige plekken, waar het niet veel aarde had; het schoot snel op omdat het in ondiepe grond lag. Toen de zon was opgekomen, kreeg het te lijden van de hitte, zodat het verdorde bij gebrek aan wortel. Weer een ander gedeelte viel onder de distels en deze schoten op, zodat het verstikte. Een ander gedeelte tenslotte viel op goede grond en leverde vrucht op: deels honderd -, deels zestig -, deels dertigvoudig. Wie oren heeft, hij luistere.’ Zijn leerlingen kwamen Hem vragen: ‘Waarom spreekt Gij tot hen in gelijkenissen?’ Hij gaf hun ten antwoord: ‘Aan u is het gegeven de geheimen van het Rijk der hemelen te kennen, maar aan hen is het niet gegeven. Aan wie heeft, zal gegeven worden, en wel in overvloed; maar wie niet heeft, hem zal nog ontnomen worden, zelfs wat hij heeft. Als ik tot hen spreek in gelijkenissen, dan is het omdat zij, ofschoon zij ogen hebben, niet zien en ofschoon zij oren hebben, niet horen of begrijpen. Zo wordt in hen de profetie van Jesaja vervuld die aldus luidt: Met uw oren zult gij luisteren en toch niet verstaan, met uw ogen zult gij kijken en toch niet zien. Want verhard is het hart van dit volk, met hun oren luisteren ze slecht en hun ogen doen zij dicht, uit vrees dat zij zouden zien met hun ogen, met hun oren zouden horen, met hun hart zouden verstaan, zich zouden bekeren en Ik zou hen genezen. Gelukkig uw ogen, omdat zij zien, en uw oren, omdat zij horen! Want voorwaar, Ik zeg u: vele profeten en rechtvaardigen hebben verlangd te zien wat gij ziet, maar zij hebben het niet gezien; en te horen wat gij hoort, maar zij hebben het niet gehoord. Gij dan, luistert naar de gelijkenis van de zaaier: Zo dikwijls iemand het woord van het Koninkrijk wel hoort maar niet begrijpt, komt de boze en rooft weg wat gezaaid ligt in zijn hart; dat is hij die op de weg gezaaid is. Die op rotsachtige plekken werd gezaaid, is hij die het woord hoort en het terstond met blijdschap opneemt: maar hij heeft geen wortel geschoten, hij leeft bij het ogenblik, en als hij omwille van het woord verdrukt of vervolgd wordt, komt hij onmiddellijk ten val. Die gezaaid werd tussen distels is hij die het woord wel hoort, maar dit wordt door de zorgen van de wereld en de begoocheling van de rijkdom verstikt en zo blijft het zonder vruchten. Maar die in goede aarde werd gezaaid, is hij die het woord hoort en begrijpt en daarom vrucht draagt: bij de een is de opbrengst honderdvoudig, bij een ander zestigvoudig en bij een ander dertigvoudig.’