Preek van 03 april 2016

Preek van 03 april 2016

“Eerst zien, dan geloven. Maar het zou een positieve stap kunnen zijn.” Met deze woorden reageerde onlangs de minister van Buitenlandse Zaken Bert Koenders op het nieuws dat de Russische president Vladimir Poetin zijn militairen in Syrië terug zou halen. “Het is wel een teken”, aldus de minister, “hij zal het niet voor niks zeggen. Maar nogmaals, eerst zien.”

“Steeds meer geloofden er in de Heer”, hoorden we zojuist in de eerste lezing, “mannen zowel als vrouwen sloten zich in grote groepen bij hen aan.” 

Na de episode over het echtpaar Ananias en Saffira gaat de auteur van de Handelingen verder met de tekening van het gemeenteleven. De apostelen doen vele wonderen, en allen zijn eendrachtig in de tempel. Door de handen van de apostelen gebeuren er grote tekenen en wonderen onder het volk. Sterker nog: als Petrus’ schaduw een zieke overschaduwt, zal deze genezen. 

Het is niet de bedoeling van de auteur om dit als bijgeloof te tekenen. Hij kritiseert niet, en laat Petrus ook niet protesteren. Hij ziet het veeleer als tekenen en wonderen waar de gemeente in het vorige hoofdstuk om gebeden heeft. Gebeden dat God zijn hand moge uitstrekken tot genezing. Gebeden dat door de naam van Gods heilige knecht Jezus, tekenen en wonderen moge gebeuren. Kortom: hier is de kracht van de Allerhoogste werkzaam. Zij zien, en geloven. 

“Omdat ge Mij gezien hebt gelooft ge?”, vraagt Jezus aan Thomas. “Zalig die niet gezien en toch geloofd hebben.” Misschien dan toch niet: eerst zien, en dan geloven? 

Uit vrees voor de joden, hebben de leerlingen zich in een huis verzameld. Plotseling komt Jezus binnen, en gaat in hun midden staan. Hij toont hun zijn doorboorde handen en zijde. De uiterste consequenties van zijn liefde. De liefde, welke angst in vreugde doet veranderen. De liefde, welke van bange mensen, nieuwe mensen maakt. Bekwaam om het aanschijn van de wereld te veranderen. 

Thomas, een van de twaalf, is niet aanwezig wanneer Jezus aan zijn leerlingen verschijnt. Enthousiast vertellen zij hem dat zij de Heer hebben gezien. Maar hij wilt het niet geloven. Ieder getuigenis wijst hij principieel af. Hij wilt alleen afgaan op de eigen zintuiglijke waarneming. “Zolang ik in zijn handen niet het teken van de nagelen zie, en mijn vinger in de plaats van de nagelen kan steken, en mijn hand in zijn zijde leggen, zal ik zeker ziet geloven.” Eerst zien, en dan geloven. 

Acht dagen later is Thomas er wel bij, en opnieuw komt de verrezen Heer in hun midden staan. Door zijn hand uit te steken en in Jezus’ zijde te leggen, raakt Thomas zo overweldigd dat hij enkel kan belijden: “Mijn Heer en mijn God.” Hij ziet, en gelooft. 

Eerst zien, dan geloven. Een levensmotto welke we vandaag de dag nog steeds tegenkomen. Thomas gelijkt op mensen die eerst willen zien, en dan pas geloven. Op mensen die menen dat zij hun geloof met onweerlegbare feiten moeten onderbouwen en bewijzen. In feite is daar niets op tegen. Integendeel zelfs. De eis van Thomas om Jezus’ wondertekenen te mogen zien heeft een positieve betekenis: met zijn eis weigert namelijk Thomas een ‘gemakkelijk’ verrijzenisgeloof. Een geloof dat de opstanding van Jezus los zou maken van diens lijden en dood. Jezus’ uitnodiging aan Thomas om de wondertekenen aan te raken veronderstelt dan ook een realistische, lichamelijke voorstelling van de verrezen Heer. Kortom: niks mis mee. 

Maar, er is ook méér dan dat. In hetzelfde evangelieverhaal is ook kritiek te bespeuren op een verrijzenisgeloof dat alleen maar op uiterlijke feiten, gebeurtenissen, en bewijsvoeringen steunt. “Omdat ge Mij gezien hebt, gelooft ge?” vraagt Jezus aan Thomas, “zalig die niet gezien en toch geloofd hebben.” 
De uiterlijke feiten en gebeurtenissen hebben alleen maar zin voor wie ze - met de ogen van het geloof - ook daadwerkelijk wil ‘zien’ als tekenen en wonderen. Als tekenen die verwijzen naar Jezus’ verrijzenis, naar zijn opstanding uit de doden. Geloven is dan niet alleen een kwestie van verstand, van bewijzen, maar is óók een ‘zien’, een inzien met het hart. En dat veronderstelt vertrouwen, overgave, en innerlijke ommekeer. 

Eerst zien, en dan geloven? In de Handelingen ziet de gemeente, in de wondertekenen door de apostelen, de Allerhoogste werkzaam onder het volk. In het evangelie ziet Thomas in de doorboorde handen en zijde een teken, een teken dat verwijst naar Jezus’ verrijzenis. In de aankondiging van president Poetin om Russische troepen uit Syrië terug te zullen trekken, ziet men een positieve stap naar vrede in dit land. 

En wij? Hoe zit het met ons? Eerst zien, en dan geloven? Amen. 


Eerste lezing: 5, 12-16; tweede lezing: Apocalyps 1, 9-11a.12-13.17-19; evangelie: Johannes 20, 19-31. 
De evangelietekst uit de Willibrordvertaling 1978: 
In de avond van die eerste dag van de week, toen de deuren van de verblijfplaats der leerlingen gesloten waren uit vrees voor de Joden, kwam Jezus binnen, ging in hun midden staan en zei: ‘Vrede zij u.’ Na dit gezegd te hebben toonde Hij hun zijn handen en zijn zijde. De leerlingen waren vervuld van vreugde toen zij de Heer zagen. Nogmaals zei Jezus tot hen: ‘Vrede zij u. Zoals de Vader Mij gezonden heeft, zo zend Ik u.’ Na deze woorden blies Hij over hen en zei: ‘Ontvang de heilige Geest. Aan wie ge de zonden vergeeft, zijn ze vergeven, en aan wie ge ze niet vergeeft, zijn ze niet vergeven.’ Tomas, een van de twaalf, ook Didymus genaamd, was echter niet bij hen, toen Jezus kwam. De andere leerlingen vertelden hem: ‘Wij hebben de Heer gezien.’ Maar hij antwoordde: ‘Als ik niet in zijn handen het teken van de nagelen zie en mijn vinger in de plaats van de nagelen kan steken en mijn hand in zijn zijde leggen, zal ik het niet geloven.’ Acht dagen later waren zijn leerlingen weer in het huis bijeen, en nu was Tomas er bij. Hoewel de deuren gesloten waren, kwam Jezus binnen, ging in hun midden staan en zei: ‘Vrede zij u.’ Vervolgens zij Hij tot Tomas: ‘Kom hier met uw vinger en bezie mijn handen. Steek uw hand uit en leg die in mijn zijde, en wees niet langer ongelovig, maar gelovig.’ Toen riep Tomas uit: ‘Mijn Heer en mijn God!’ Toen zei Jezus tot hem: ‘Omdat ge Mij gezien hebt, gelooft ge? Zalig die niet gezien en toch geloofd hebben.’ Nog vele andere tekenen heeft Jezus gedaan in het bijzijn van zijn leerlingen, welke niet in dit boek zijn opgetekend, maar deze hier zijn opgetekend, opdat gij moogt geloven, dat Jezus de Christus is, de Zoon van God, en opdat gij door te geloven leven moogt bezitten in zijn Naam.